sluiten

Stiekeme berichten, roodvonk en Joodse nonnen

De stille vrouwen van het Osse verzet

In mei is het elk jaar weer oorlog in de media. Documentaires en films over 40-45 op tv, artikelen in de krant. Dit jaar staat het verzet centraal bij de herdenking. Stoere mannen plegen aanslagen op spoorlijnen. Ze overvallen distributiekantoren voor voedselbonnen, ze ‘liquideren moffen en landverraders’, zoals dat heet. En na de oorlog vertellen ze spannende verhalen, vol vliegtuigen, explosieven en zendinstallaties. Soldaat van Oranje, de Aanslag of Bankier van het verzet. Maar waar zijn de vrouwen? Bleven zij passief?

Hanny Schaft, ja die kennen we, het Meisje met het rode haar… Maar Reina Prinsen Geerlings, waar een prijs naar genoemd is..? De zussen Oversteegen, Jacoba van Tongeren, Truus van Lier… En waren er eigenlijk Osse verzetsvrouwen? We duiken in de archieven en vinden enkele namen van Osse vrouwen in het verzet tussen 1940 en ‘45. Mia van den Bergh, de zus van fotograaf Leo. Nel Botden, die in de huidige Groene Engel meewerkte aan een illegale krant en onderduikers hielp. ‘Zus’, die op de dijk in Lith in een vuurgevecht kwam. Dr. Margareth Danby die met roodvonk de Duitsers weg hield. De ‘hemel’ van de zusters JMJ in Ravenstein. Maar zo gretig als sommige mannen hun verhaal deden, zo zwijgzaam lijken de vrouwen…

Mia van den Bergh en haar verloofde Frans van Gulick (Foto: Leo van den Bergh,
© collectie Stadsarchief Oss.)

Als je Oss en verzet zegt, kom je al gauw uit bij twee mannen: de priester Titus Brandsma en burgemeester-dichter Louis de Bourbon. Brandsma is boven elke twijfel verheven: de grote kleine man achter het Osse onderwijs en verenigingsleven, de Osse journalistiek en nog veel meer. Hij was bereid om te sterven voor de vrijheid van meningsuiting, voor de vrije pers. De Bourbon heeft mensen aan onderduikadressen geholpen, arrestatiebevelen laten verdwijnen en enkele Joodse Ossenaren terug kunnen halen van transport. Vanaf midden 1943 zat hij ondergedoken. Hij heeft daarna niet meer actief deelgenomen aan het verzet. Oud-verzetslieden zwegen vaak hardnekkig toen hij na de oorlog zijn medailles ontving.

Schuilnaam ‘Roosje’

Een van hen was Mia van den Bergh (1913-2010), die als ambtenaar onder de schuilnaam ‘Roosje’ illegaal werk deed. Pas vlak voor haar dood liet ze zich kritisch uit over De Bourbon. Ze is een echte Osse. Broer Leo had een bekende fotozaak in het Osse centrum. Mia werkte tijdens de oorlog voor de gemeente. Ze was in 1943 verloofd met ‘adjunct-commies’ Frans van Gulick. Mia had de leiding over de uitgifte van de voedselbonnen. Daarnaast was ze ‘koerierster’ voor het verzet. Ze smokkelde wapens, illegale kranten en gestolen voedselbonnen. Nuttig werk: zonder gestolen voedselbonnen hadden de onderduikers geen eten! Zonder informatie wordt elk verzet een chaos. Met fiets en trein legden ‘koeriersters’ soms honderden kilometers per week af, als ze al een fiets hadden. Bij aanhouding riskeerden ze de dood. Gevaarlijk, zwaar werk, meestal gedaan door jonge vrouwen. Van den Bergh heeft haar hele leven de last meegedragen van haar verzetswerk. Pas vlak voor haar dood schreef ze haar visie op de oorlog op, omdat ze vond dat de waarheid gehoord moest worden. Daar straks meer over. Eerst andere vrouwen in het Osse verzet.

Marijke van Dijk was in Delft actief in het verzet en moest onderduiken. In 1942 ging ze naar Oss. Ze werkte als verpleegster op de kinderafdeling van het Sint-Annaziekenhuis; in een geleende, veel te kleine verpleegstersjurk. Ze sloot zich aan bij Knokploeg Nuland. Ze bemenste een telefoon  op een geheime locatie in het bos. Zij bracht distributiebonnen naar Oss, afkomstig van overvallen in Rosmalen of Nuland. Ook andere documenten vervoerde ze, vaak tientallen kilometers lopend en vaak ’s nachts.

Groene Engel

Nel Botden

Naast koerierswerk werkten vrouwen ook soms bij de illegale pers. Bijvoorbeeld Nel Botden (1916-2003), schuilnaam Miek van de Maaskant. Ze was dochter van de vroeg overleden hoofdonderwijzer van Overlangel. Door de week woonde ze in een kosthuis in Oss en in het weekend bij moeder in Vught. Ze werkte bij Waterschap de Maaskant, in het Jurgenskantoor aan de Kruisstraat in Oss, de huidige Groene Engel. Daar zat ook lange tijd het distributiekantoor van Mia van den Bergh. Botden werkte mee aan de illegale krant ‘Sirene’. Kranten hadden een belangrijke functie bij de organisatie van het verzet en ze gaven hoop, bijvoorbeeld met berichten over geallieerde legers die langzaam richting Nederland kwamen. Dit drukken gebeurde meestal op grote persen of stencilmachines. De informatie kwam van de illegale radio en van gesmokkelde of gecodeerde berichten uit heel Nederland, Engeland en verder weg. Illegaal drukken was net als smokkel gevaarlijk. De redactie moest verschillende keren verhuizen, van het Waterschap via woonhuizen en het Fratershuis aan de Begijnenstraat naar de stookkelder van de Visserskerk. Daarnaast hielp Botden onderduikers aan adressen. Ze heeft hen daar soms ook zelf naar toe gebracht. Ook neergeschoten Engelse piloten bracht ze naar veilige adressen – achter op de fiets! Nel Botden heeft volgens haar zus het verzetskruis geweigerd omdat Louis de Bourbon er eentje kreeg en zij het daar niet mee eens was.

Dochters van de burgemeester

Ook de zussen Walda en Leonie van der Sijp waren koeriers. Dit waren dochters van de laatste burgemeester van Herpen, maar veel meer is van hen niet bekend. Dat geldt ook voor de ‘mejuffrouwen’ H. Kramer en G. Quant van de Floraliastraat en Dini van Oss van de Torenstraat. Zij staan in een verslag dat de gemeente Oss na de oorlog heeft laten opstellen over het verzet in Oss. Cootje Norbard, die ook in dat verslag genoemd wordt, vertelde later dat zij pas zeventien was toen ze als ‘koerierster’ met een grote rol bonnen om haar middel naar Amsterdam reisde. Ook anderen zullen niet veel ouder geweest zijn. Onderduikershelper ‘Tante Cor’ Wagemakers – Van der Hurk (1908-1975), was getrouwd en wel wat ouder. Ze krijgen een korte vermelding in dit artikel. Niet omdat ze niet belangrijk waren, maar omdat we vrijwel niets van hen weten. Er zijn weinig bronnen en na de oorlog hebben ze weinig verteld over deze tijd.

Naast koeriersdiensten en journalistiek werk waren vrouwen vaak actief bij het opvangen en verbergen van onderduikers. Dat gebeurde hier veel. Het was niet sensationeel, maar wel zeer gevaarlijk. Een mooi voorbeeld komt uit Ravenstein. Een Amsterdamse Joodse verzetsstrijdster zat ondergedoken op een boerderij in Hernen. Ze werd ernstig ziek en raakte buiten bewustzijn. Toen zij wakker werd lag zij in een schoon bed in een warme kamer. Om haar heen stonden nonnen. Even heeft ze gedacht dat ze dood was, in een katholieke hemel, zei haar dochter later. Andere onderduikers hadden haar naar het ziekenhuis-klooster gebracht van de zusters JMJ aan de Kasteelse Plaats in Ravenstein. Zij is daar een tijd verpleegd. Zij kwam er ‘Joodse nonnen’ tegen: onderduiksters dus. Helaas kon zij niet lang blijven, omdat zij ‘boventallig’ was. Moeder overste, Mère Irenea Niederer kon waarschijnlijk niet meer dan zeven extra ‘nonnen’ huisvesten. In de archieven van het klooster is over de onderduik niets te vinden. Maar veel mensen in Ravenstein wisten er wel van.

Mannelijk hormoon

Margareth Danby
Foto: collectie Piet Manders Schaijk

Het uit de handen van de Duitsers houden van Joden was ook de voornaamste daad van Dr. Margareth Danby (1911-1990). Ze was in Londen geboren uit Duits-Joodse ouders, Rosie Goldstein en Paul Josef Danby (van ‘Dambitsch’). Na de Eerste Wereldoorlog verhuisde het gezin naar Amsterdam. In 1939 promoveerde Margareth met een proefschrift over het mannelijk hormoon. Ze ging in Oss werken bij Organon. Toen daar de Joodse medewerkers ontslagen werden, nam ze de praktijk over van de Joodse huisarts Dr. Frank, die voor de Engelse marine was gaan werken.

Dr. Danby is als enige vrouw lid van de Joodse Raad in Oss. Deze raad was door de bezetter erkend als enige officiële Joodse gesprekspartner van de overheid. Tijdens de oorlog kregen ze ook andere taken en opdrachten, waaronder onderwijs en gezondheidszorg. Vanaf 1942 moesten deze raden ook meewerken aan de deportaties van Joden naar Duitsland en Polen, bijvoorbeeld door te bepalen wie er op transport moest. De Joodse Raden werden daarmee medeplichtig aan de vervolging. Tegelijk hebben veel leden van deze raden geprobeerd om mensen te redden. Danby deed dat onder meer door het stichten van twee rusthuizen voor oude en zieke Joodse Ossenaren.

In een verslag van Guus Hes, die net als dokter Danby in de Joodse Raad zat, lezen we hoe dat ging. Natuurlijk probeerden ze zo min mogelijk mensen goed te keuren, maar als het er te weinig werden, namen de nazi’s daar geen genoegen mee. De oudste en zieke mensen hadden verzorging nodig, liefst van jongere Joodse verpleegsters, familie van de ouderen, die op die manier ook in Oss konden blijven. Omdat Dr. Danby wist dat de Duitsers bang waren voor besmettelijke ziekten, zette ze een plakkaat voor een huis met daarop de tekst ‘Scharlach’, roodvonk. Er was maar één kind ziek. Het bracht even rust in het gezin. Deze acties hebben overigens niet kunnen voorkomen dat nagenoeg alle Joodse Ossenaren tijdens de oorlog omgekomen zijn. Op 10 april 1943 zijn er ongeveer tachtig weggevoerd, in totaal zijn 263 Osse Joodse burgers vermoord. Danby probeerde te blijven om voor de ouderen en zieken te zorgen, maar de situatie werd haar ook te gevaarlijk. Ze dook in juli onder in Schaijk. Ze woonde als ‘Tante Lien’ in bij de familie van Piet Manders, die haar verhaal later ook opschrijft. In veel dorpen in deze buurt zijn onderduikers opgevangen. Moeder zette er gewoon een paar borden bij. Ze namen daarmee grote risico’s, soms jarenlang.

Kloosterzuster

Riek Huismans

Van Marijke van Dijk wisten we dat ze actief was in Knokploeg (KP) Nuland. Wat haar rol precies was, dat weten we niet. In Lith was ook een vrouw actief in een KP: Riek Huismans (1918-2006), die werkte onder de schuilnaam ‘Zus’. Haar vader was hoofdonderwijzer Lambertus Huismans. Ze wilde al voor de oorlog kloosterzuster worden, maar door de inval van de Duitsers stelde ze dat uit. Ze komt uit verhalen van mensen die haar kenden naar voren als intelligent, een doorzetter met lef, maar ook iemand die goed kan samenwerken. Ze was in 1940 lerares op een huishoudschool en kort daarna schooldirectrice van een school in Dongen, de jongste van Zuid-Nederland. Toen de school dicht ging, vertrok ze naar haar ouders in Lith. Daar sloot ze zich als enige vrouw aan bij een knokploeg, een traditioneel mannenbolwerk. Omdat ze haar talen goed sprak, werkte ze voor de bevrijders vaak als tolk. Haar oorlogsaantekeningen liggen in het archief. Daarin schreef ze over zichzelf als Zus in het laatste jaar van de oorlog: patrouilles over de Maasdijken, schietincidenten en andere gebeurtenissen in de knokploeg.

In oktober 1944 was het zuiden van Nederland voor het grootste deel bevrijd. Aan de Maas werd nog gevochten. Ze geeft een levendig beeld van een kort gevecht: ‘De moffen lieten zich niet onbetuigd en knalden er lustig op los. (…) Intussen zweette een Tomboy (hier: ‘Engelse soldaat’) onder zijn Engelse helm water en bloed: zijn Duitse mitrailleur vertikte het eenvoudig om op eigen volk te schieten.’ Na het korte vuurgevecht verlieten ze hun stelling en vlak daarna vielen mortiergranaten op de plek waar ze net nog zaten. Ze beschreef ook hoe het leven weer zijn normale loop nam: de herstelde telefoonlijnen, de soep op de borden en hoe ze een Nederlandse vlag in een rioolpijp veilig verstopten.

Eigen taken

We zien dat de vrouwen eigen taken hadden, vaak ondersteunend en verzorgend: hulp aan onderduikers, administratie, koerier. Dat paste bij de traditionele rol. Maar er waren er ook die deelnamen aan het gewapende verzet. Veel vrouwen hebben zelf weinig verteld, maar de schrijvers van officiële verslagen hebben de rol van vrouwen ook klein gehouden. Marjan Schwegman, hoogleraar vrouwengeschiedenis en directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, schrijft in april 2015 in Trouw over Jacoba van Tongeren en andere vrouwen in het Nederlandse verzet. Ze signaleert dat veel vrouwen het verzetswerk liefst ‘stilletjes’ deden, in de coulissen, alsof het niets bijzonders was. Mannen duwden hen ook vaak in deze rol. Op de redactie van verzetskrant Vrij Nederland worden vrouwen juffie genoemd, of potige dames of tikjuffies. Vrouwen die echte leidersrollen vervulden zoals van Tongeren, hadden het zelfs tijdens hun verzetswerk al moeilijk. Ze werden volgens Schwegman tegengewerkt door mannen die moeite hadden met hun rol.

Ook in verslagen van vlak na de oorlog, zien we dat. Het Grote Gebod, gedenkboek van het verzet, staat vol foto’s van mannen en hun heldendaden. En dan tussendoor een zinnetje dat het werk zelfs ’s nachts doorgaat: ‘Voor velen werd er – hulde aan de vrouwen – zelfs ‘s nachts gekookt.’ Het Gedenkboek spreekt van Oss als ‘één groot illegaal verband’, dat selfsupporting is. Het meldt ook de rol van de kloosters, die ware ‘hospita’ vormen. In dit boek worden twee Osse vrouwen kort genoemd: Roosje (Mia van den Bergh) en Tante Cor (Wagemakers). Het gedenkboek wijdt een hoofdstuk aan de vrouw in het verzet. ‘De vrouw heeft de man niet alleen (…) bijgestaan, maar is hem een enkele maal zelfs voorgegaan in moed, vindingrijkheid en initiatief.’ Een enkele keer nam een vrouw de revolver ter hand, ‘als man verkleed’. Ze streed meestal op haar eigen manier, en maakte ‘verrassend gebruik’ van haar vrouwelijkheid. ‘De man redeneert verstandelijk, de vrouw handelt impulsief’, het staat er echt! Het boek roemt de vrouwen omdat ze in hachelijke situaties het hoofd koel hielden. ‘Hoe wist zij soms door haar gespeelde argeloosheid de vijand op een dwaalspoor te leiden.’ De vrouw mocht ‘met een glimlach, een charmant verzoekje het belangrijke werk van de mannen bijstaan. (…) Ze sjouwde voor hem zijn aantekeningen mee, typte voor hem zijn correspondentie, verkende voor hem de plaats van vergadering, kortom, ze werd voor haar organisatie bijna onmisbaar.’

Pijnlijk zwijgen

Verlovingsfoto van Mia van den Bergh en Frans van Gulick uit 1943
(Foto: Leo van den Bergh, © collectie Stadsarchief Oss.)

We kennen Dr. Danby omdat anderen over haar geschreven hebben. Van ‘Zus’ Huismans kennen we haar eigen aantekeningen. Van Mia van den Bergh weten we relatief veel, omdat ze zelf vlak voor haar dood herinneringen opgeschreven heeft. Ze meldt haar onvrede over de verhalen die wel bekend waren en het pijnlijke zwijgen van na de oorlog. Omdat ze voor de gemeente werkt, krijgt ze veel informatie. In 1944, als De Bourbon ondergedoken is, krijgt Oss een NSB-burgemeester. Deze Hermanus Apeldoorn wil het verzet vanuit het gemeentehuis aanpakken. Voor dat lukt, wordt hij vermoord. Mia hoort dat collega’s gevaar lopen, waaronder haar verloofde Frans en een vriend van hem, gemeentesecretaris Gerard Konig. Ze zorgt voor valse ID-papieren en Frans en Gerard verhuizen naar Den Haag. Op monumentvoordevrijheid.nl staat hoe dit verhaal afloopt: Mia onderhoudt via Gerard contact met haar verloofde. Ze geeft hem een briefje mee, dat bij een controle door NSB-ers ontdekt wordt. Ze arresteren Van Gulick en sturen hem naar kamp Vught. Hij sterft in concentratiekamp Bergen-Belsen. Het is niet duidelijk of Frans echt in het verzet zat. Mia wel, maar zij zwijgt. Familieleden van Van Gulick gaven haar de schuld van zijn dood. Na de oorlog trouwde ze met Harry Scholten. Ze emigreerden ze naar Canada en kregen drie kinderen. Ze keek verbitterd terug op deze periode. In 2009 schreef ze Agnes Lewe een brief waarin ze sprak van leugens onmiddellijk na de oorlog. Ze wilde er zo min mogelijk over kwijt, maar ‘Het verleden komt altijd weer naar boven…’ Toen ze in 2010 overleed, had ze een foto van Frans in haar tas.

Schijnwerpers

Sommige verzetsvrouwen, zoals Marijke van Dijk, bleven in het leger, anderen trouwden en leidden een leven buiten de schijnwerpers. Soms precies zoals ze dat in de oorlog gedaan hadden. Dr. Margareth Danby werkte nog een korte tijd voor de geallieerden en voor de VN en werd huisarts in Amsterdam. Na de oorlog ging ‘Zus’ Huismans alsnog het klooster in, bij de kanunnikessen. Ze verhuisde naar Brugge waar ze onder de naam Zuster Paulus een klooster bouwde en later abdis werd. In 1995 onthulde ze in Maren Kessel een plaquette voor gesneuvelde Lithenaren. In 2006 is ze in het klooster gestorven.

Waarom kregen de verzetsvrouwen zo weinig aandacht? Allereerst natuurlijk omdat ze er zelf over zwegen. Sommigen gaven Mia van den Bergh de schuld van de dood van haar grote liefde. We vermoeden dat Net Botden een rol speelde bij de voorbereiding van de moord op de NSB-burgemeester in Ravenstein. Deze moord heeft ook enkele verzetsmensen en een burger het leven gekost. Dat moet een zware last zijn geweest. Van verzetsvrouwen als Jacoba van Tongeren weten we dat ze het moeilijk hadden met hun eigen rol in de oorlog, vooral als er doden vielen. Misschien wilden ze er daarom niets over kwijt. De bekendste film over een verzetsvrouw, Het meisje met het rode haar, gaat ook over een moordaanslag. En in tegenstelling tot bijvoorbeeld Soldaat van Oranje en andere verzetsfilms, twijfelt Hanny Schaft of ze wel het goede doet. De traditioneel dienende, zorgende en ondergeschikte rol van vrouwen zal er ongetwijfeld aan hebben bijgedragen dat ze na de oorlog geen grote verhalen ophingen over hun tijd in het verzet.

 

Over de auteurs: Agnes Lewe studeerde in Duitsland Politicologie en Economische geschiedenis en werkt voor het Stadsarchief Oss en het BHIC. Willem van den Elzen is hoofd Communicatie van de gemeente Oss en studeerde Cultuurwetenschappen.